Engels raaigras. Je hoort er altijd over als mensen zich beklagen over ons agrarische landschap. Het geldt als symbool voor de eentonigheid waarin de moderne veehouderij het platteland volgens sommigen heeft gestort. En voor de ontbrekende biodiversiteit die daarbij hoort. ‘Door intensivering, overbemesting, ruilverkaveling en monocultuur (van Engels raaigras bv) is ons Nederlandse landschap compleet verarmd en tot een ecologische woestijn geworden,’ tweette bijvoorbeeld Yoeri Albrecht, directeur van het Amsterdamse debatcentrum de Balie. En Frank Wassenberg, Kamerlid voor de Partij voor de Dieren ziet ook een verband met de vogelstand. Katten zijn niet het grootste probleem voor vogels, tweet hij: ‘Schuldige is het landbouwsysteem: veel schadelijke uitstoot veehouderij, veel gifgebruik, eindeloze weilanden met Engels raaigras. Daardoor minder biodiversiteit, minder insecten en minder vogels.’
Nu hebben beide heren veel kwaliteiten, maar daar hoort niet bij dat ze erg deskundig zijn op het gebied van landbouw. Dat onderstreept echter mijn punt: ik kom dat raaigras steeds tegen bij mensen die van een afstand oordelen dat de moderne landbouw is doorgeschoten en moet terugkeren naar vroegere praktijken. Daar verbaas me ik me dan over, want ik leerde in de jaren zeventig van de vorige eeuw – toch behoorlijk vroeger – in Wageningen al dat Engels raaigras geliefd was bij boeren vanwege zijn robuustheid en voederwaarde. Dat gras is dus niet bepaald iets van de laatste tijd, net zo min trouwens als het streven van boeren om tussen hun gras zo weinig mogelijk onkruid te dulden, waarmee ze zich onvermijdelijk het verwijt van ‘monocultuur’ op de hals halen. Agrarische bedrijvigheid is niet veel anders dan het terugdringen van de biodiversiteit, schreef ik al eens.
Maar wat ik niet wist, en Albrecht en Wassenaar zeker ook niet, is dat het gebruik van dit Engels raaigras al veel verder teruggaat dan de periode waarin ik zelf begon met opletten. In een vooroorlogs tijdschrift trof ik een verhaal over een ‘landbouwschrijver’ uit 1766 die de eigenschappen van het gewas prijst. Dit gras was dus al populair ver voor de geboorte van Jac P. Thijsse, de natuurvorser die met zijn album ‘Bloemrijke weiden’ het referentiepunt vormt voor veel terugverlangers. De achttiende-eeuwse bron noemt het in Engeland veredelde ‘Ray-gras of Rog-gras’ als belangrijke plant bij het aanleggen van weiland en vermeldt dat zijn Engelse bronnen het beschouwen als ‘de gezondste van alle kruiden, of planten, voor het vee… het maakt ook de paarden lustig en sterk, en voorkomt de gewoone ziektens der schaapen.’
Salomo zei reeds, besluit de verslaggever, ‘er is niets nieuws onder de zon’. Daar kan ik me nu, weer zoveel jaren later, bij aansluiten. Maar ik voeg eraan toe: denk wat je wil over de moderne landouw en veehouderij, maar laat Engels raaigras er voortaan buiten!