Wat is er eigenlijk zo goed aan biodiversiteit?

Biodiversiteit: iedereen wil het, iedereen is ervoor. Bosjes in de stad, bloemrijke akkerranden, dode bomen, vlechtheggen, ze zijn allemaal goed voor de biodiversiteit dus in orde. Zo eenvoudig lijkt het te zijn. En omgekeerd, wat niet goed is voor de biodiversiteit is ook niet in orde. Directeur Louise Vet van het Wageningse natuurinstituut NIOO, duurzaamheidspersoon van het jaar volgens Trouw, wil binnenkort een Deltaplan Biodiversiteit presenteren. En minister van LNV Carola Schouten waarschuwt in haar recente visienota[1] dat de landbouw ‘de biodiversiteit niet meer onder druk mag zetten’.

Sinds het in 1992 door de Verenigde Naties werd omarmd heeft het een soort sterrenstatus gekregen. Maar is dat terecht? Zelf heb ik er altijd mijn twijfels bij gehad. Het leek me onwaarschijnlijk dat variatie op zichzelf iets goeds zou kunnen zijn, in de natuur of waar dan ook. Ik dacht dan bijvoorbeeld aan de grootschalige graanteelt in het bekken van Parijs of in het oosten van Duitsland, waar je de tarwe om je heen tot aan de horizon ziet groeien. Fantastisch!

…de biodiversiteit op een stuk land terugdringen, om van dat land een optimale oogst van één bepaald gewas te kunnen halen…

Of aan de eindeloze suikerplantages die ik in het zuiden van Zimbabwe zag. Of, als het over natuur gaat want die kan er ook wat van, aan de onafzienbare berglandschappen met sparrenbomen in Midden-Europa, en de woestijnen en poollandschappen die onze aarde ook telt. Prachtig en indrukwekkend; laat dat vooral zo weinig divers blijven. Mijn intuïtie zegt: op de ene plek is diversiteit nuttig of gewenst, op de andere plek juist uniformiteit. Ook in de mate van variatie moet variatie te vinden zijn.

– Biodiversiteit in de moestuin
Maar dat is een gevoel, dus betwistbaar. Wat daarentegen moeilijk te bestrijden lijkt, is dat ‘biodiversiteit’ een onwerkbaar begrip is als je er geen plaats en schaal bij noemt. De biodiversiteit op de wereld handhaven, zoals de VN destijds bepleitte[2], daar kan je moeilijk tegen zijn. Maar willen we ook zo veel mogelijk verschillende organismen in Europa, binnen onze landsgrenzen, per provincie? Per hectare  of per vierkante meter? En willen we dat dan op elke hectare en elke vierkante meter?
Willen we biodiversiteit in onze huiskamers of badkamers? Nee, zou ik zeggen. De muizen en bacteriën die zichzelf daar uitnodigen wijzen we resoluut de deur. Willen we biodiversiteit op ons gazon of terras, of op het voetbalveld? Nee, en daar hoeven we ons ook niet schuldig over te voelen want de plantjes en mossen die we daar geen ruimte gunnen krijgen heus wel weer ergens anders een kans. Wil je biodiversiteit in je moestuin, op dat lapje grond dat jij nou juist had gereserveerd voor je koolrabi en wortelen? Nee. En zo is het ook niet vreemd dat een boer niet zit te wachten op biodiversiteit in zijn akker of op zijn grasland, zeg ik in het bijzonder tegen minister Schouten. Haar wens om de biodiversiteit niet meer te laten hinderen door de landbouw is wel mooi, maar niet realistisch. Laten we wel wezen: landbouw heeft altijd de biodiversiteit onder druk gezet. Sterker nog, het wezen van de landbouw is de biodiversiteit op een stuk land terug te dringen, om van dat land een optimale oogst van één bepaald gewas te kunnen halen. Je mag dus rustig zeggen dat de landbouw uit de aard van zijn wezen nooit zal kunnen voldoen aan de wens van de minister.

– Soorten de vrije loop geven
En dat geeft ook niks. Zolang er in de vrije groene ruimte buiten die landbouwgrond wèl genoeg plek is voor een veelheid aan organismen is er geen probleem. Laten we bijvoorbeeld eens een denkbeeldig experiment doen op een boerenbedrijf. Stel, we hebben zo’n bedrijf in een polder, en aan het andere eind van die polder ligt een natuurgebied. Nu gaan we de verzuchting van minister Schouten eens serieus nemen en we kopen, met overheidsgeld, de helft van dat boerenbedrijf op. Daar gaan we allerlei soorten de vrije loop geven. We leggen er dode bomen neer, verhogen de waterstand, geven uiteraard geen kunstmest meer en doen verder alles om er zoveel mogelijk organismen zich thuis te laten voelen. Op de overgebleven helft van het bedrijf gaat de boer door met een zo hoog mogelijke opbrengst na te streven van één of enkele gewassen. Is de biologische variatie op de voormalige oppervlakte van het bedrijf nu groter geworden? Ja, want op die ene helft wonen allerlei beestjes en organismen die zich er voorheen niet durfden te wagen. En is de biodiversiteit in de hele polder toegenomen? Nee, want de planten en dieren die nu in groten getale de helft van dat boerenbedrijf bevolken, zullen grotendeels overeenkomen met die in het natuurgebiedje dat er al lag.

– Meer beestjes maar niet meer soorten
Net zo’n experiment kan je binnen het natuurgebied doen. Laten we bijvoorbeeld eens een lapje grond nemen van tien bij tien meter in een natuurgebied. Vroeger werd een omgevallen boom weggehaald, verzaagd en/of opgestookt, maar tegenwoordig blijft hij liggen – op dat lapje grond van tien bij tien in ons geval. De boswachter zal ons waarschijnlijk uitleggen dat dat goed is voor de biodiversiteit: allerlei beestjes, schimmels, insecten en wormen komen er naartoe om zich tegoed te doen aan het ontbindende hout. Dat zal het aantal verschillende organismen opstuwen op ons lapje grond. Maar waar komen die beestjes vandaan? Vermoedelijk toch van naburige lapjes grond waar ze hun kans zaten af te wachten, of waar ze al met een andere boomstronk bezig waren geweest. De biodiversiteit is op ons lapje grond wel, maar in het hele bos niet gegroeid. Er zijn wel meer beestjes, maar niet meer soorten gekomen.
Biodiversiteit rond een gevallen boom voegt dus weinig of niets toe aan die in het hele bos, en biodiversiteit op een halve boerderij – of in een bloemrijke akkerrand, for that matter – draagt evenmin veel bij aan de biologische variatie in de polder, de provincie of het land.

– Beter een vogel beschermen dan ‘de biodiversiteit’
Waarom zou je dan toch plaatselijk, op microniveau, de biodiversiteit op willen stuwen? Ik kan twee redenen bedenken. De eerste zou kunnen zijn dat er een soort algemene regel bestaat: hoe meer exemplaren van reeds aanwezige soorten er op een zekere oppervlakte aanwezig zijn, des te beter voor onze leefomstandigheden. Ik ken die regel niet, en als hij er wel is gaat hij niet over biodiversiteit maar over de omvang van populaties: we streven dan niet naar meer soorten maar naar meer exemplaren van de bestaande soorten. Dat kan, maar dan zou het goed zijn als ecologen concreet zouden uitwerken naar welke aantallen we moeten streven op welke plaats, en wanneer de doelen zijn gehaald.
De tweede mogelijke reden is dat we bepaalde planten of dieren voor uitsterven willen behoeden. Neem bijvoorbeeld de grutto. Als het moderne graslandbeheer door veehouders minder aantrekkelijk is voor de grutto, die nu juist daar en nu juist in Nederland zijn domicilie kiest – dàn moeten we zorgen voor meer ‘ouderwets’ grasland, hetzij bij veehouders of elders. Dan zijn we echter niet bezig met het beschermen van ‘de biodiversiteit’ maar van een vogel die op ons is aangewezen – een heel goed doel dat echter meer is geholpen met een gerichte aanpak dan met een algemeen streven naar meer diversiteit overal-en-altijd.

– Hol en onverzadigbaar
Biodiversiteit is prima als mondiaal streefbeeld, maar waardeloos als algemeen geldige norm voor onze omgang met natuur en milieu. Op sommige oppervlaktes reduceren we de diversiteit om er voedsel te kunnen produceren, op andere wordt ze vrijwel geruïneerd om er wegen, huizen en fabrieken te kunnen bouwen. Dus koesteren we op weer andere plekken de aanwezige organismen met extra aandacht omdat we in dit kleine land toch graag alle soorten planten en dieren voor de toekomst willen behouden ook al wonen we er nu met twee keer zoveel mensen als tachtig jaar geleden.
Duurzaamheid nastreven: ik ben ervoor. Natuur beschermen: ik vind het hard nodig. Soorten niet laten verdwijnen: ik vind het zinvol en het is ook nog SMART[3]. Maar laten we afscheid nemen van het begrip ‘biodiversiteit’ als recept tegen alle kwalen. Zonder heldere vermelding van plaats en schaal is het hol en onverzadigbaar.

[1] Landbouw, natuur en voedsel: waardevol en verbonden; ministerie van LNV, september 2018

[2] ‘Biodiversiteit is de variabiliteit in organismen uit de gehele wereld, waaronder terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische verbanden waar ze deel van uitmaken; de diversiteit betreft de variatie binnen soorten (genen), tussen soorten en tussen ecosystemen.’

[3] Specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdgebonden.