De Europese Unie is een zegen voor de landen die er lid van zijn en in het bijzonder voor Nederland. We kunnen rustig zeggen dat we er niet buiten kunnen. Maar dat geldt niet voor het Europees Parlement dat binnenkort weer nieuw gekozen moet worden.
De Europese Unie heeft in de afgelopen vijftig jaar aan al zijn lidstaten en burgers veel voordeel gebracht. Dat komt vooral door de gemeenschappelijke markt, de ruggengraat van de Unie. Eén grote afzetmarkt zonder invoerrechten aan elke grens brengt grootschalige concurrentie mee, maar ook enorme ontwikkelingsmogelijkheden. Daar kan elke nationale economie van profiteren, en in het bijzonder de Nederlandse met zijn sterke oriëntatie op handel, export, doorvoer en transport. Niet voor niets zijn er na de zes oprichters in de jaren vijftig 22 landen bij gekomen en staan er nu nog negen in de wacht.
Alleen die gemeenschappelijke markt zou al voldoende moeten zijn om niet eens te willen dromen over uittreden. Toch doen veel mensen dat tegenwoordig wel, zelfs in Nederland. Dat komt deels doordat de voordelen na vijftig jaar gemeenschappelijke markt als vanzelfsprekend worden ervaren, en deels doordat er toch ook wel een paar ernstige nadelen zijn. Ons bordje met eten is het meest sprekende voorbeeld van het eerste. Na de Tweede Wereldoorlog was Europa bij lange na niet zelfvoorzienend in voedsel en dat werd als een groot probleem gezien. Onder het landbouwbeleid van de Europese Unie is de landbouw sterk gemoderniseerd en Europa meer dan zelfvoorzienend geworden in betaalbaar voedsel, maar nu vindt niemand dat nog bijzonder. De langdurige vrede in West-Europa is een tweede voorbeeld. De economieën van de lidstaten zijn zozeer met elkaar verknoopt dat onderling oorlog voeren geen realistische optie meer lijkt, maar de rol van de Europese Unie daarin wordt niet altijd meer herkend.
Er zijn ook serieuze nadelen. Negatieve, ergerlijke aspecten die voedsel geven aan het idee om maar eens met die hele Unie op te houden. Die vloeien soms min of meer natuurlijk voort uit de samenwerking zelf, zoals de Brusselse bureaucratie – net zo erg als de bureaucratieën die bij onze nationale overheden horen maar toch een slagje irritanter omdat hij zich buiten onze controle bevindt. Maar soms vloeien ze helemaal niet natuurlijk uit de samenwerking voort en kunnen ze heel goed worden bestreden. Voorbeelden daarvan zijn de verspilling van Europees geld en de trage, ondoorzichtige besluitvorming. Daaraan draagt het Europees Parlement belangrijk bij, en dat leidt vanzelf tot de vraag of dat parlement dan wel zo nodig is.
Europagezinden halen het parlement steevast aan als bewijs voor het democratisch gehalte van de Unie. Waar een parlement is, is democratie, lijken ze te redeneren – een kolossale denkfout. In feite voegt het Europees Parlement niets toe aan het democratisch gehalte van de EU. Integendeel, het maakt de besluitvorming trager en minder duidelijk en het maakt democratische controle moeilijker omdat het de politieke verantwoordelijkheden laat verdwijnen in een dichte procedurele mist. Daarnaast is het een bron van publieke ergernis door berichten over afwezigheid, gesjouw met archiefkasten tussen Brussel en Straatsburg, verspilling, immoreel declaratiegedrag en te hoge beloningen.
In de eerste twintig jaar van de Europese Gemeenschap was er geen gekozen parlement. De ontwerpers hadden het niet nodig of nuttig gevonden. Er waren immers al soevereine nationale parlementen die hun regeringen konden controleren op wat ze in Brussel afspraken, en konden wegsturen als ze dat niet goed deden. In de Europese hoofdstad was het initiatief bij de Europese Commissie gelegd, die zelf geen besluiten kan nemen maar slechts voorstellen doet aan de Raad van ministers. Die raad zal alleen instemmen als de ministers in eigen land kunnen uitleggen waarom dat goed was. De kiezers en parlementen weten wie ze moeten aanspreken, onder welke samenwerkingsdruk diegene heeft gehandeld en wat het resultaat daarvan was. Een heldere en volgbare beslissingsstructuur die recht doet aan de democratieën in de lidstaten.
In 1979 is deze structuur uitgebreid met een gekozen Europees Parlement. Dat zou de betrokkenheid van de burgers vergroten. We weten intussen dat dat niet is gebeurd – zie de steevast lage opkomstpercentages voor de verkiezingen. En we hebben kunnen waarnemen dat het Europees Parlement nooit meer is geworden dan een vijfde wiel aan de wagen. Er kunnen nu eenmaal geen twee soevereine machten tegelijk bestaan. De ministers die de besluiten nemen in de EU, hebben ontzag voor hun eigen parlement en kiezers maar niet voor het Europees Parlement want dat kan hen niet naar huis sturen.
Om het toch spannend te maken zijn er sindsdien allerlei bevoegdheden voor het parlement bedacht, zoals meepraten over regels, goedkeuren of amenderen van de Commissiebegroting, instemmen met de samenstelling van de Europese Commissie of deze juist naar huis sturen – wat echter niet erg dreigend of zinvol is omdat de Commissie geen politieke verantwoordelijkheid draagt zoals de nationale ministers dat wel doen. Het effect is vooral vertraging en vertroebeling: precies wat de Unie niet nodig heeft voor haar draagvlak bij de bevolking. Vertraging omdat er een extra instelling bij is gekomen waar geen energie vanuit gaat maar waarop de besluitvorming wel moet wachten. Vertroebeling omdat de heldere lijn uit die besluitvorming is gehaald en de nationale ministers zich nu kunnen verschuilen achter de ondoorzichtigheid van de Europese procedures.
De conclusie is eenvoudig. Europa kan haar parlement beter kwijt dan rijk zijn. De democratische controle zou niet minder worden maar juist transparanter en daardoor beter. Er zou een enorm bedrag aan kosten worden bespaard en het zou veel tijd, ergernis en smetten op het blazoen van de Unie schelen. Eigenlijk zou bijna niemand erover kunnen treuren, behalve degenen die het parlement zien als een eerste stapje naar een supranationale of federale droom. Die droom wordt echter door héél weinig mensen gedeeld en levert juist veel heftige tegenstand op. Hij kan dus beter samen met het parlement overboord worden gezet. Om snelheid te winnen.