Opeens zitten we middenin een stikstofcrisis. De Raad van State keurde het Programma Aanpak Stikstof af, en de schade aan de economie is bijna niet te overzien. Vergunningen voor staluitbreidingen, woningbouw en wegenaanleg zijn niet meer geldig, nieuwe worden nauwelijks verleend. Draconische maatregelen worden voorgesteld om de stikstofneerslag op natuurgebieden toch maar terug te dringen – want daar gaat het allemaal om. Daarbij lijkt het alsof die stikstofneerslag het enige aanknopingspunt is. Maar moeten we niet eens goed kijken naar de wetgeving die deze crisis veroorzaakt?
Stikstof is een vrij onschuldig gas. Verbindingen ervan (NOx en NH4) komen vrij waar veel mensen werken en wonen en waar veel dieren verblijven. Het doet weinig kwaad maar het werkt wel als kunstmest op een aantal plantensoorten waar we al genoeg van hebben, zoals grassen. En die bedreigen vervolgens diertjes, vogels en leefgebieden (‘habitats’) waar we juist niet meer zo veel van hebben. Om die soorten en leefgebieden te beschermen is rond de eeuwwisseling het Europese natuurnetwerk Natura 2000 in het leven geroepen.
Op grond van de wetgeving rond Natura 2000 werden in de jaren ’00 steeds vaker vergunningen voor nieuwe bedrijvigheid met succes aangevochten. Ze zouden extra stikstofdepositie opleveren op de bedreigde natuur. De vergunningverlening dreigde tot stilstand te komen. Daarop werd het Programma Aanpak Stikstof[1] (PAS) uitgevonden, om te zorgen dat ‘ecologie en economie door één deur’ konden: stikstofuitstoot bij gevoelige leefgebieden terugdringen maar niet onmogelijk maken, en tegelijk met z.g. herstelmaatregelen in de natuur de bedreigde plantjes helpen het hoofd boven water te houden. Met een vernuftig rekeninstrument werd berekend hoeveel stikstof een nieuw project zou uitstoten en waar die uiteindelijk terecht zou komen. Zo kon worden vastgesteld hoeveel ‘ruimte’ er nog was voor nieuwe uitstoot. Herstelmaatregelen hadden bijvoorbeeld betrekking op een hoger waterpeil in gevoelige gebieden of afplaggen van de begroeide bovenlaag van de bodem zodat de beschermde plantjes zich weer thuis zouden voelen.
Het ontwikkelen van dat PAS vroeg veel creativiteit, kennis en uithoudingsvermogen. Toen ik er aan het begin van de jaren ’10 zelf een tijdje bij betrokken was, had ik oprechte bewondering voor de vastberadenheid waarmee een steeds ingewikkelder systeem in de steigers werd gezet, òm de twee doelen maar met elkaar verenigd te krijgen. En ik kreeg helemaal niet de indruk dat hier sprake was van een ‘trukendoos’ (Milieudefensie) of van ‘creatief boekhouden’ (Diederik Samsom in de Volkskrant). Daarvoor liepen er trouwens naast juristen en rekenmeesters ook teveel bloedserieuze ecologen en biologen bij dat project rond.
Nu heeft de rechter het resultaat van dat werk dus alsnog onderuit gehaald: te weinig zekerheid over de berekende stikstofneerslag en het effect van de herstelmaatregelen. Grote delen van het economisch leven staan daardoor opeens op losse schroeven. Er is dus alle reden om van een crisis te spreken, maar dit is niet een crisis zoals de klimaatcrisis of een economische crisis. Ten eerste: natuurlijk is soortenbescherming heel belangrijk, maar is het toch anders of je praat over de toekomst van de mensheid op aarde of over de toekomst van enkele wilde planten alleen in ons land. En ten tweede: deze crisis is het gevolg van onze eigen regels, al of niet via de EU. Van die EU zijn we zelf lid en het zijn ook onze ecologen geweest die gebieden hebben aangewezen, plantjes en dieren hebben benoemd en leefgebieden hebben geïdentificeerd om Natura 2000 in te vullen.
We kunnen dat natuurlijk niet allemaal een-twee-drie weer terugdraaien, mochten we dat al willen. Maar waarom zouden we niet de hele lijst van soorten en leefgebieden nog eens aan een inspectie onderwerpen nu we geconfronteerd worden met de schrikbarende gevolgen die hun bescherming volgens de huidige regels vraagt? Die lijst is aan het begin van deze eeuw zeker met veel zorg samengesteld, maar hebben de samenstellers het belang van bescherming in dit land en in dat natuurgebied ook afgewogen tegen de prijs die ervoor betaald moet worden?
Nederland is het drukste, dichtst bevolkte en meest met havens, wegen, industrieterreinen en vliegvelden bezaaide land van de hele EU. Na de Tweede Wereldoorlog woonden hier 9 miljoen mensen; dat is nu bijna het dubbele en die 17 miljoen mensen stellen hogere eisen aan welvaart, woonruimte en woonomgeving. Destijds bestond 3% van het oppervlak uit infrastructuur en bebouwing; nu is dat bijna vijf keer zo veel: 14%, terwijl het landbouwareaal al is afgenomen van 75% toen tot minder dan 60% nu. Dan is het niet zo heel gek toch, dat wij niet op alle fronten de natuur onveranderd kunnen houden? Voor een propvol land als Nederland lijkt het goed verdedigbaar om een gecontroleerde terugtocht uit te stippelen voor dit stukje natuurbescherming; uiteraard zo beperkt mogelijk.
We kunnen misschien de lijst van 52 typen leefgebieden iets inkorten. Omdat sommige leefgebieden zich ook wel met wat minder hectares kunnen handhaven bijvoorbeeld. Dat zou je je kunnen voorstellen bij het leefgebied ‘duindoornstruwelen’ (H2160), waarvan er langs de kust duizenden hectares liggen. Of omdat ze buiten onze landsgrenzen genoeg te vinden zijn. Dat zou kunnen opgaan voor het habitattype ‘kalkgraslanden’ (H6210) waarvan de oppervlakte in ons land – in Zuid-Limburg eigenlijk – maar enkele tientallen hectares bedraagt terwijl het in zuidelijke richting veel meer voorkomt. Natura 2000 is Europees beleid, en verdient dus een Europese benadering. Als je vrij mocht kiezen waar je plantjes of habitats wilde conserveren die in meer landen van de EU voorkomen, zou je niet als eerste aan het drukste land van de hele Unie denken. Binnen ons eigen land proberen wij ook niet om juist in Amsterdam het parnassiaplantje in stand te houden.
Zo zouden we de scherpste kantjes van de huidige wetgeving af kunnen halen. Woningbouw en infrastructuur, allebei nodig voor die 17 miljoen mensen en iedereen die er nog bijkomt, zouden weer verder kunnen. Boeren zouden ons platteland met al zijn natuurwaarden voor ons kunnen blijven onderhouden, en er blijft economisch leven mogelijk waarmee we onder meer het behoud en onderhoud van de natuur kunnen betalen.
Zal Europa dat wel goed vinden? Je kan je de tegenwerpingen inderdaad al voorstellen: ‘Nederland wil zich onttrekken aan gezamenlijk beleid, Nederland laat andere landen het werk doen…’. Daar zit ook wel wat in, maar er staat tegenover dat Nederland echt wel een redelijk betoog heeft, en dat uitzonderingen in de EU vaker voorkomen – denk maar aan landen die de begrotingsregels niet kunnen of willen volgen. Bovendien: onze omstandigheden zijn uniek. Behalve de ministaatjes komt qua bevolkingsdichtheid alleen België (376/km2) in onze buurt (411/km2); in alle andere landen is die veel lager. En, niet onbelangrijk: er heeft zich nog geen andere lidstaat gemeld waar de gevolgen van het stikstofbeleid zelfs maar in de buurt komen van het horrorscenario dat zich hier in Nederland aftekent.
Het zal dus niet makkelijk zijn en het moet met zorg gebeuren – maar de mogelijkheden voor een gecontroleerde terugtocht niet onderzoeken, zou heel onverstandig zijn.
[1] Vroeger werd gesproken van ‘de PAS’: de Programmatische Aanpak Stikstof