‘Weidevogels in duikvlucht’ staat boven een recent persbericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Het gaat slecht met de meeste weidevogelsoorten in Nederland, schrijft het instituut, en ‘dat hangt samen met de schaalvergroting en intensivering in de landbouw.’ Wordt het niet tijd om eens af te zien van die reflex om boeren de schuld te geven van wat er in de natuur niet naar wens verloopt? *
Alleen het aantal kuifeenden ging in de periode 1990-2014 flink vooruit, toont een alarmerende grafiek bij het bericht. De tureluur bleef gelijk en zeven andere soorten lieten een behoorlijke krimp zien, met als uitschieter de scholekster die terugviel naar 34% van zijn aantal in 1990. Dat ziet er niet best uit. Maar als het begrippenpaar ‘schaalvergroting en intensivering’ opduikt moet je altijd opletten. Het krijgt de schuld van allerlei kwaad, waaronder veranderingen in de natuur – vaak zonder een geloofwaardige reden. Dat lijkt hier ook het geval. Bij intensivering – meer koeien per hectare – kan je je nog voorstellen dat weidevogels er last van hebben. Maar wat zouden ze voor bezwaar kunnen hebben tegen schaalvergroting, dus meer koeien per boer?
– Hooilanden
Het vertrouwen wordt er niet groter op als het bericht even verderop meldt dat de problemen eigenlijk worden veroorzaakt door het verdwijnen van ‘gevarieerde, vochtige, kruidenrijke hooilanden’. Hooilanden? Vochtig, kruidenrijk? Wat waren dat dan voor landen? Op welke veehouderijbedrijven kon je die zien, tot 1990? Zolang ik meega wordt er al niet meer gehooid in de veehouderij, maar ingekuild. Net zo lang, en langer, streven veehouders naar voedzame, groene weides voor hun koeien, waar voornamelijk grassen en klavers een kans krijgen. Dat is ook begrijpelijk. Bij de Nederlandse grondprijzen moet je wel het maximum aan voedingswaarde van je beschikbare hectares halen en dat is niet pas in 1990 uitgevonden. CBS, graag cijfers over die verdwenen hooilanden! Harde cijfers, en een meetbare definitie.
Half juli was er ook veel discussie over de achteruitgang van de weidevogelstand. De Vogelbescherming voorzag een ‘explosie’ van het aantal koeien door het afschaffen van de melkquota: er zou minder weiland overblijven ‘met ongelijke bodem, lang gras en veel onkruid’. Ook toen vroeg ik me af bij welke boeren dit land dan tot nu toe te vinden was geweest. Ik raakte op Twitter in discussie met een natuurliefhebber en vroeg het hem. ‘Lees De Bonte Wei van Jac P. Thijsse er maar eens op na,’ raadde hij me aan. Nu heb ik dat toevallig in de kast staan. Een prachtig Verkadeboek uit 1911, ongeveer het moment waarop graslandverbetering in Nederland op gang kwam. Ja, toen hadden veehouders nog kruidenrijke hooilanden, met zachte vochtige grond waar geen koeien op konden grazen of machines op konden maaien. Die zijn echter voor de oorlog en vooral daarna in rap tempo ontgonnen, ontwaterd en geschikt gemaakt als productiegrasland. Dat proces was al ruimschoots voltooid toen het beginjaar van de CBS-grafiek nog niet eens in zicht was.
– Dalers worden stijgers
Ook in de discussie van medio juli publiceerde het vakblad Natuur Bos en Landschap een grafiek met dalende indexcijfers voor vier weidevogels vanaf 1964. Mij viel toen op dat de teruggang vooral in het eerste jaar plaatsvond en in de vijftig jaar daarna veel minder sterk was. Ik dacht er meteen aan toen ik in het recente CBS-bericht precies hetzelfde zag: scherp afglijdende lijntjes van 1990 naar 1991 en daarna een gevarieerder beeld met gemiddeld een zwakkere afname.
De overeenkomst is dat beide plaatjes beginnen met een uitzonderlijk gunstig weidevogeljaar, waardoor vanzelf de rest van de grafiek in mineur verloopt. Waren ze een jaar later begonnen, dan zou het beeld over de volgende decennia heel anders zijn geweest. In het geval van de recente CBS-grafiek zouden bij 1991 als startjaar – dat eigenlijk beter in het algemene beeld past – sommige dalers zelfs stijgers zijn geworden. Ik heb het even uitgerekend met behulp van de door de rekenmeesters beschikbaar gestelde Excel-tabel: naast de kuifeend zouden dan ook de tureluur en de gele kwikstaart in aantal zijn gegroeid in plaats van gekrompen – dus niet één maar drie van de negensoorten uit het rijtje in het persbericht, zoals de figuur op deze pagina laat zien.
– Krimpend areaal
Dat alles is des te opmerkelijker omdat die groei plaatsvond op een krimpend areaal grasland. Door verstedelijking en uitbreiding van de infrastructuur was er in 2014 nog maar 86% over van het grasland in 1990. Niet de schaalvergroting en intensivering in de veehouderij, maar die in de rest van de maatschappij verklaart dus de eerste 14% van een eventuele krimp van de populaties. Houden we rekening met de beschikbare oppervlakte grasland, dan blijken zelfs vier van de negen genoemde soorten gegroeid in plaats van gekrompen: gele kwikstaart (146%), graspieper (109%), kuifeend (185%) en tureluur (128%). Een prachtig resultaat en dat zonder onkruidrijke hooilanden!
Ook zo berekend zijn er overigens nog vijf soorten in aantal verminderd: kievit en slobeend tot resp. 71 en 73%, veldleeuwerik en grutto tot resp. 55 en 51% en de scholekster tot zelfs 41% van het aantal in 1990. Maar als tegenover de dalende aantallen bij de ene, flink stijgende aantallen bij andere soort staan, schieten we niet veel op met algemene en versleten verklaringen. De reflex om de veehouders de schuld te geven is dan zonder grond en zonder effect.
– Echte oorzaken, echte maatregelen
Met sommige weidevogels gaat het slecht, slechter dan je kan verwachten als je ze steeds minder weide te bieden hebt. Dat moeten we serieus nemen, liefst zonder een hele beroepsgroep terug te sturen naar het begin van de vorige eeuw. Maar dan moeten we ons kunnen baseren op betrouwbare data en op evenwichtige, volledige informatie. En met die informatie moeten we zoeken naar echte oorzaken en echte maatregelen. Misschien moeten we ons gezien de onstuitbare groei van steden, industrieterreinen en wegen in dit dichtbevolkte land zelfs neerleggen bij een teruggang van sommige vogelsoorten. Aan opgepompte cijfers en slecht gefundeerde conclusies hebben we in ieder geval niets. De vogels niet, de boeren niet, en het nationale cijferinstituut CBS ook niet.
* Andere bijdragen aan deze discussie werden geleverd door Annie Schreijer op Milkstory.nl (onder meer over andere factoren die de weidevogelstand beïnvloedenen), en door Rypke Zeilmaker op Climategate.nl (wie door de scheldpartijen heen kijkt kan daar ook wijzer worden over de ontwikkelingen van voor 1990).