Maandelijks archief: september 2014

Wetenschappelijk advies in Brussel: niet-transparant kan ook deugen

Nu voorzitter Juncker klaar is met de bezetting van zijn Commissie, kan hij zijn aandacht richten op de wankelende positie van zijn Chief Scientific Adviser Anne Glover. De kritiek op Glover past in de opvlammende discussie over de relatie tussen wetenschap en maatschappij. Het is te hopen dat Juncker zijn rug recht houdt.

Glover ligt al een tijdje onder vuur van milieu- en gezondheidsgroepen zoals Greenpeace en Friends of the Earth. Zij eisen in brieven aan Juncker haar vertrek en zelfs opheffing van haar baan, die in 2011 is ingesteld door Junckers voorganger Barroso. Belangrijke verwijten zijn dat Glover zich heeft uitgelaten ten gunste van genetisch gemodificeerde organismen (GMO’s) en dat ze zich verzet tegen openbaarheid van haar adviezen aan de commissievoorzitter. Met dat eerste nam ze een ‘eenzijdige’ positie in volgens de critici, die ‘niet de wetenschappelijke consensus weerspiegelt’. Een vreemd verwijt in een discussie die zich bij uitstek onderscheidt door gebrek aan consensus, zowel in als buiten de wetenschap. Ongetwijfeld zouden de critici anders geoordeeld hebben als Glover zich tégen de toepassing van GMO’s zou hebben verklaard, een positie die evenmin de wetenschappelijke consensus weerspiegelt.

De roep om openbaarheid van haar adviezen lijkt dan ook gedreven door gebrek aan zekerheid dat die zullen stroken met de standpunten van de critici. Hoe eerder dat duidelijk wordt, des te beter kan de strijd ertegen worden aangebonden. Glover wil dat niet: ‘Zou ik transparant zijn, dan zou iedereen meteen beginnen zijn positie te verdedigen. Daar ben ik niet in geïnteresseerd. I’m interested in getting the best evidence possible,’ verdedigt ze zich. En: ‘Ik probeer me in alles wat ik doe op de wetenschappelijke feiten te baseren.’ Haar standpunt kreeg steun van wetenschappers, maar ook van de werkgeversfederatie BusinessEurope. Dat laatste was dan weer aanleiding voor de actiegroepen om te suggereren dat Glover ‘gevestigde belangen’ dient.

Het is een oude discussie die juist afgelopen jaar weer hoog is opgelaaid: moet wetenschap de maatschappij alleen beïnvloeden of de maatschappij ook de wetenschap? Vorig jaar zocht de rebellengroep Science in Transition de publiciteit met een pleidooi om de maatschappij meer invloed te geven op het bepalen en beoordelen van onderzoek. Begin van deze maand opende de nieuwe baas van Wageningen UR Louise Fresco het academisch jaar met een pleidooi om ‘de samenleving meer te betrekken bij het ontwikkelen van kennis’. Om het hoofd te bieden aan het groeiende maatschappelijke scepticisme en pessimisme over de wetenschap, aldus Fresco. Ze kreeg veel bijval. Begrijpelijk want de gedachte dat de samenleving, die het overgrote deel van het onderzoek financiert, daar ook invloed op moet hebben is sowieso moeilijk te weerstaan.

Voor mij blijven beslissende vragen: wie vertegenwoordigt ‘de samenleving’ en waarop moet die partij dan invloed hebben? Als het erom gaat wat er moet worden onderzocht is actieve maatschappelijke invloed vast en zeker goed. Maar als de vraag is hoe de verworven kennis wordt ontwikkeld en welke resultaten dat oplevert, dan kan die invloed daar volgens mij het beste zo ver mogelijk uit de buurt blijven. We hebben de wetenschap nu juist om kennis te ontwikkelen zònder vooropgezette invloeden, overtuigingen en belangen.

En dat is precies wat de Chief Scientific Adviser in Brussel lijkt te verdedigen. Met een kleine verandering van de mis-en-scène: bij haar gaat het niet om het voortbrengen van kennis maar om het verzamelen ervan. Hoe minder maatschappelijke invloeden er in dat stadium een kans krijgen, des te waardevoller zal de kennis zijn voor het beleid en des te beter kunnen de maatschappelijke organisaties zich erop storten wanneer dat beleid aan democratische controle wordt blootgesteld. Ik wens Glover dus sterkte toe en Juncker een rechte rug.

Het verhaal van de New York Metrobank

Billboard over de geschiedenis van de New York Metrobank die door GjaltProducties in Nederland op de markt wordt gebracht en tot het eind van het jaar wordt geëxposeerd in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam. Vanaf de tekentafel in de jaren zeventig tot aan de laatste exemplaren voor de perrons onder het gloednieuwe World Trade Center.
tekst

De geloofwaardigheid van een ‘grandioze primeur’

Een ‘grandioze primeur’ stelt De Nationale Opera me op 9 augustus in het vooruitzicht. Als operaliefhebber heb ik me geabonneerd op hun emailnieuwsbrief. Dit moet wel iets bijzonders worden, gaat er door me heen. Maar kan een primeur grandioos zijn, en kan je een kleine maand van te voren al weten of dat zo is?

Aankondiging door De Nationale Opera
Foto bij aankondiging door De Nationale Opera

Ik moet denken aan een regel die ik zelf hanteer bij teksten en communicatieadviezen: aandikken van een positief oordeel gaat vaak ten koste van het effect, en als het over je eigen prestaties gaat komt het de geloofwaardigheid ook niet ten goede. Mijn klanten geloven dat niet altijd meteen, overtuigd als ze zijn van de kwaliteiten van hun product. Ze willen niets liever dan hun doelgroep daar deelgenoot van maken. Toch houd ik dan vaak vol. Eén: je wil effect en twee: daarvoor moet je geloofwaardig zijn.

Effect bereik je meestal beter zonder overtreffende trap dan mèt. Je bent bijvoorbeeld overtuigender wanneer je als toeschouwer zegt: ‘Het was een prachtige voorstelling’ dan wanneer je uitroept: ‘Het was een heel erg prachtige voorstelling’. Door ‘heel erg’ toe te voegen wordt de werking van het woord ‘prachtig’ minder.

Geloofwaardigheid bereik je door zakelijk en informatief te blijven, vooral als het over eigen roem gaat. Je kan dus beter schrijven dat je een primeur hebt, dan dat je een ‘grandioze primeur’ hebt. De lezer weet in het eerste geval dat je iets brengt wat nog niemand anders heeft gebracht. In het tweede geval krijgt hij vooral de indruk dat je nogal ondersteboven bent van je eigen prestaties.

De Nationale Opera heeft hier bij zijn aankondiging misschien niet aan gedacht. Geen man overboord natuurlijk, maar het houdt hier niet op. Een week voor de première krijg ik een tweede mail. Daarin wordt de uitvoering van de Gurre-Lieder van Arnold Schönberg – want daar gaat het hier om – niet alleen een ‘grandioze primeur’ genoemd maar ook nog een ‘absolute primeur’ èn een ‘once-in-a-lifetime wereldprimeur’. En, zo wordt er voor de zekerheid aan toegevoegd, hij wordt ‘voor het allereerst’ uitgevoerd.

En nog heeft de cultuurtempel zijn kruit niet verschoten. Drie dagen na de premiere, op 5 september, word ik opnieuw per email bijgepraat: de uitvoering van de Gurre-Lieder is nu een gigantische primeur. Deze keer staan er ook, zoals het hoort en van nature heel effectief – de lovende kwalificaties bij van recensenten: fantastisch, kippenvel, magistraal, wonderbaarlijk’. Ik denk dus wel dat het een mooie voorstelling is geweest. Maar kunt u zich voorstellen dat ik intussen een beetje murw was en dat deze nieuwe, op zichzelf geloofwaardige, golf van loftuitingen nu als water van een eend van me afgleed?