Een groep rebellen staat op tegen de ‘dolgedraaide wetenschap’, aldus een verhaal in NRC Handelsblad van 2 november. De wetenschap moet fundamenteel anders worden georganiseerd, zegt de groep die zich Science in Transition noemt. Deze week organiseren ze een conferentie in het Trippenhuis van de KNAW in Amsterdam.
Er zijn ‘perverse prikkels’ in het systeem van de wetenschap geslopen en daar moeten we vanaf. Het is niet de enige, maar wel een belangrijke constatering van de groep. De druk om onderzoekresultaten te publiceren in de officiële vaktijdschriften is groot. Alleen langs die weg kan je als onderzoeker of onderzoekgroep laten zien wat je waard bent, en geld binnenslepen voor volgende onderzoekprojecten. Die druk wordt nog eens aangejaagd door de allerlei lijstjes die worden samengesteld op basis van je publicaties: hoe vaak word je geciteerd in welke tijdschriften?
Door de publicatiedruk worden allerlei ongewenste praktijken in de hand gewerkt zoals de spraakmakende fraudegevallen van de laatste jaren, maar ook onderlinge afspraken tussen onderzoekers om elkaar vaak te citeren. Of onderzoekprojecten worden in kleine stukjes gehakt om er maar meer publicaties in belangrijke bladen uit te halen. Kwantiteit wint het op die manier van kwaliteit, is de vrees van Science in Transition.
De groep wil van die prikkels af en stelt voor om de maatschappij een grotere rol te laten spelen in zowel het bepalen van de onderzoekprioriteiten als het beoordelen van de kwaliteit van onderzoek. ‘Maatschappelijke meerwaarde’ zou bijvoorbeeld bepalend moeten worden om kwaliteit van onderzoek te beoordelen, in plaats van citatie-indexen.
Nu hebben die indexen en ranglijsten inderdaad hun beperkingen. Maar is dat voldoende reden om ze af te schaffen – als dat al zou kunnen want ze worden immers in vrijheid samengesteld? In mijn ogen hebben ze ook hun voordelen, en die biedt het voorgestelde alternatief nadrukkelijk niet. Ze vormen een min of meer objectief hulpmiddel om de waarde vast te stellen van het werk van onderzoekers en onderzoekgroepen op basis van het oordeel van vakgenoten. Daarvoor bestaat eigenlijk geen alternatief, en de voorgestelde maatschappelijke waardering waar Science in Transition het in zoekt komt volgens mij helemaal niet in aanmerking. Want wie vertegenwoordigt dan ‘de maatschappij’? Greenpeace, Natuurbescherming, de KNVB, Veilig Verkeer Nederland? En hoe bepalen zij de meerwaarde van een onderzoek of onderzoeker? Ik zou het niet kunnen bedenken, en ik houd mijn hart vast als iemand anders zegt het wel te weten.
Het voorgestelde middel lijkt mij erger dan de kwaal. Maar belangrijk is ook de vraag wat eigenlijk de kwaal is: publicatiedruk of de ongewenste praktijken die erdoor in de hand worden gewerkt. Publicatiedruk heeft zijn schaduwkanten maar ook zijn pluspunten. Waar vroeger onderzoekers jaren achtereen op de loonlijst van een universiteit konden staan zonder dat iemand wist wat ze deden, is er nu een prikkel om regelmatig open en controleerbaar verantwoording af te leggen. Fraude daarentegen heeft alleen maar schaduwkanten. Ik denk dus dat fraude de kwaal is die in de eerste plaats bestreden moet worden en dat kan heel goed anders dan door de lijsten en indexen af te schaffen. Bijvoorbeeld door het standaard openbaar maken van de datafiles waarop een onderzoek is gebaseerd. Dat hoorde altijd al, maar tegenwoordig kàn het ook gemakkelijk, efficiënt en controleerbaar, terwijl het nog lang niet altijd gebeurt. Er is natuurlijk een Open Data beweging en een Open Archives initiatief, maar ik bedoel geen beweging of initiatief. Ik bedoel een keiharde regel dat onderzoek zonder open data niet publicabel is. Dat zou niet alleen tot minder fraude leiden maar ook nog eens tot een veel hoger rendement van eens verzamelde data. Want wat voor politiek en economie geldt, gaat ook op voor de wetenschap: openbaarheid is de beste garantie tegen bedrog en voor groei en ontwikkeling.